Vastenvlade


Deze ‘vastenvlade’ of vastenvlaai uit ca. 1514 lijkt een beetje op de Limburgse rijstevlaai, maar dan zonder melk en eieren, en zonder een bodem van gistdeeg. Bakkersgist gebruikten ze namelijk in die tijd nog niet. Dit recept zegt echter niets over een bodem. We zien vaak dat oude, historische recepten alleen maar een korte beschrijving geven van de bereiding en de ingrediënten. Meestal moet je maar raden hoeveel je van alles moet gebruiken. Een ervaren middeleeuwse kok wist dat gewoon uit zijn hoofd.
In plaats van gewone melk gebruiken we in deze ‘vlaai’ amandelmelk, want zuivelproducten mocht je niet eten op vastendagen. De bodem van de vlaai is een knapperige koek.
Amandelmelk kun je zelf maken door fijngemalen amandelen te mengen met water.

Om vastenvladen (ca. 1514)
Neemt melck van amandelen ende rijs wel ghestoten ende duerghedaen. Daer suldi oock inne doin terwenbloeme. Hiertoe suldy nemen suyckere ende caneelpoedere met ghimberpoedere. Minghelt dit al tesamen ende doeghet daerinne. Laetse aldus staen backen totdat si ghenoech sijn. Als si ghenoech gebacken sijn, so doetse uute ende laetse staen couwen.

Vastenvlaai

Neem amandelmelk en fijngestampte rijst. Druk dit door een zeef. Meng er wat tarwebloem doorheen. Neem dan suiker, kaneel en gemberpoeder. Meng dit door elkaar en voeg dat eraan toe. Laat het bakken totdat het gaar is. Als het gaargebakken is, haal het dan van het vuur en laat het afkoelen.

 

 

Ingrediënten

Voor de vulling:

  • 150 gram amandelen zonder vlies
  • 150 gram witte rijst (langkorrelige rijst, bijvoorbeeld Surinaamse rijst)
  • 125 gram witte poedersuiker

Voor de bodem:

  • 225 gram bloem
  • mespunt zout
  • 2 eetlepels poedersuiker
  • 100 gram plantaardige margarine of 1 deciliter olijfolie
  • ongeveer 3 eetlepels water

Voor de afwerking:

  • mengsel van gemalen kaneel en suiker

Bereiding
Maak eerst amandelmelk en de rest van de vulling.
Maal de amandelen in kleine porties tot grove stukjes met behulp van een staafmixer. Maal de grof gemalen amandelen daarna in kleine porties tot poeder fijn in een koffiemolen.
Giet 1 liter kokend water bij de fijngemalen amandelen en laat dit twintig minuten staan. Zeef de amandelmelk door een puntzeef of kaasdoek. Het opgevangen witte vocht (ongeveer 0,9 liter) is amandelmelk.
Breng de amandelmelk aan de kook, en voeg rijst en suiker toe. Laat dit een uur op een heel zacht vuurtje staan koken tot je rijstebrij hebt. Proef of je het zoet genoeg vindt!

Maak dan de bodem.
Meng bloem, suiker, margarine (of olie) en zout door elkaar. Doe er dan zoveel koud water bij tot een samenhangend deeg ontstaat. Kneed het deeg en rol het uit tot een lap van ½ cm dik. Vet een springvorm met een doorsnee van 20 cm in met margarine of olie en leg bakpapier op de bodem. Leg de deegplak in de vorm en snijd die rondom af.
Schep de rijstebrij in de deegvorm. Strooi het suiker-kaneelmengsel dik eroverheen. Bak de vlaai 30 minuten in een voorverwarmde oven op 200oC. Zet hem eventueel tot slot onder een hete grill voor een mooi korstje. Warm of koud serveren.

Bron

Ria Jansen-Sieben en Marleen van der Molen-Willebrands (eds.), Een notabel boecxken van cokeryen. Het eerste gedrukte Nederlandstalige kookboek circa 1514 uitgegeven te Brussel door Thomas vander Noot. Amsterdam 1994, p.53, nr.122.
Zie ook de interneteditie van dit eerste Nederlandstalige gedrukte kookboek op deze website van Marleen Willebrands, Kookhistorie.nl.

Naar de index van KIS


[Home]      Laatste wijziging: 09-01-08