Notabel boecxken van cokeryen


  1. Amandelenmelck

Men sal nemen dye amandelen ende latense weycken in heet water, niet langhere dan totdat dye scellen [vliezen] afgaen (fol.D2vo) oft risen [zwellen]. Dan sal men dieselve amandelen stooten [stampen] in eenen mortier [vijzel] met enen houtenen stooter [stamper]. Ende alse beghinnen te breken, so sal men daer luttel waters inne doen dat gheen smout en si [zodat het niet vettig worde], want dader men [deed men er] geen water inne, het soude vet smout werden van [door] den amandelen. Ende dus suldise langhe stooten. Ende als die gestooten sijn, so suldi nemen schoon water dat siedende [kokend] heet si, minghelen die ghestooten amandelen dairmede. Dan moet also duer eenen stramijn [zeef] ghedaen worden ende men moet wel uutduwen. Als dat ghedaen es, soe sal ment wedere doen in den morsele [vijzel] dat [dat wat] in den stramijn bleef ende niet duer en ghynck [er niet doorheen ging]. Dat sal men wedere wel stooten ghelijck men tevoren dede, maer niet so seere linghen metten water. Dyt sal men doen twee oft drie werven [keer] teminsten. Nochtans saelt goet melck sijn. Dit sal men dan wel sieden ende doendere inne potsuycker oft meelsuycker. Hieraf [hiervan] wordet scoon ende bruyn [mooi bruin]. Dus eest volmaect. Dit pleech men te geven in den eersten [als eerste gang], somighe ghevent na. Ende hierinne pleech men te snijdenne pareysoppen ghelijck dat men in puereye [erwtenpuree] doet ende latet luttel weycken eer ment recht [voordat men het opdient].


[Home]      Laatste wijziging: 22-01-04