Notabel boecxken van cokeryen


  1. Om te maken galentijn totter vloten [bij rog]. 

Neemt den visch ende sietten [kook hem]. Dan laetten [laat hem] worden cout ende legten dat hi wel versipe [goed uitdruipt], soedat hi niet nat en blive. Ende neemt dan broot dunne ghesneden, dat suldy wel hersten [roosteren] totdat wel root [bruin] es. Dat suldy in stucken stooten [stampen] in eenen mortier [vijzel]. Alst wel cleyne ghestooten es, soe suldijt duer eenen stramijn [zeef] doen met wine ende met edycke [azijn], te weten die twee deel wijn ende dat derdendeel edick. Dyt suldy al tesamen laten sieden met sofferaen niet al te hoghe ofte seer gheverwet [al te diep gekleurd]. Ende dit sal men laten syeden totdat dick ghenoech es. Men moet dicwijls rueren, soedat niet en sitte [opdat het niet zou aanzetten] oft oock niet en verberre [zou aanbranden]. Maer sommighe dye wyllen en siens nyet [willen het niet koken] ende es oock wel alsoe goet onghesoden als ghesoden. Alst dan ghesoden es, so sal men doen van den vyere [vuur] ende ruerent totdat cout es. Daerna gheeft men hem cruyt [specerijen] ende galigaen [galanga] aldermeest, want den naem daeraf ontfaen heeft [daarnaar werd vernoemd de] galentijn. Ende men doetere alsoe veel cruyts toe als men wilt nadat [naar gelang dat] ment sterck hebben wylt. Dan legt men den vysch daerinne al drooghe dat hy (fol.B3ro) niet nat en si ofte men leyt den vysch in schotelen ende recht [serveer] die sause daerop. Dan stroyet men met caneels. Dan eest volmaect. Item cruyt [specerijen] totten galentijn6: greyne [kardemom], ghymber, caneel, naghelen [kruidnagel], sofferaen ende galigaen [galanga], niet seere gebroken [niet al te fijn gemaakt].

6 In de druk staat: galigaen


[Home]      Laatste wijziging: 22-01-04