Notabel boecxken van cokeryen


  1. Om spierinck te backen oft oock andere visscen als carpers, pladdysen [platvissen] ofte oock wat vysch dat ghy wylt. 

Neemt raeptsmout ghebernt [uitgebrande raapolie] ende eest niet ghebernt, so doeget berren [uitbranden] ende alst gebernt es so doeget over [op] tvyer [het vuur] ende latet daerop staen totdat siedende [kokend] heet si ofte emmers [in ieder geval] heet ghenoech. Dan neemt den spyerinck oft den visch die ghi backen wilt ende waschten scone. Dan so laetten luttele versypen [uitlekken]. Dan soe wyntelten [wentel hem] in bloeme oft terwenmeel oft onghewintelt. Dan suldyen [moet u hem] alsoe int voerseyde heet smout [vet] legghen ende laetent so backen totdat hi ghenoech [gaar] es. Dan doeten [haal hem] uute ende laetten so versipen. Desen spierinck dyen eet men altoos met edick [azijn] oft loocke; carpers metten soute oft in peper; pladdijs metten verjuyse. Ende elcken visch sijn besonder sause [zijn eigen saus].


[Home]      Laatste wijziging: 27-05-03